Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ3066

Datum uitspraak2006-11-17
Datum gepubliceerd2006-11-28
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/3665 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Weigering WAO-uitkering.


Uitspraak

04/3665 WAO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 3 juni 2004, 02/3750 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv) Datum uitspraak: 17 november 2006 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2006. Appellant en zijn gemachtigde, mr. J.W. van de Wege, advocaat te Eindhoven, zijn niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door W.F. Bergman. II. OVERWEGINGEN Bij voor beroep vatbare beslissing van 29 september 1993 heeft (een van de rechtsvoorgangers van) het Uwv geweigerd appellant uitkeringen ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) toe te kennen ter zake van arbeidsongeschiktheid die volgens appellant in 1986 is ingetreden. Deze beslissing is in beroep en in hoger beroep in stand gebleven (CRvB 21-5-1997, 95/2724). Bij besluit van 10 februari 1998 heeft (de rechtsvoorganger van) het Uwv geweigerd terug te komen van de beslissing van 29 september 1993. Dit besluit is in bezwaar, in beroep en in hoger beroep in stand gebleven (CRvB 12-6-2001, 99/4860). Op 19 november 2001 heeft appellant het Uwv nogmaals verzocht terug te komen van de beslissing van 29 september 1993. Hij heeft bij zijn verzoek een brief van de psychiater W. in 't Veld van 31 augustus 2001 en een brief van de zenuwarts J.F.M. de Kok van 9 september 2001 overgelegd. Dit verzoek is bij besluit van 30 mei 2002 afgewezen, aangezien niet is gebleken van nieuwe feiten of omstandigheden. Appellants bezwaar tegen het besluit van 30 mei 2002 is bij besluit van 20 november 2002 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank zich ten onrechte heeft beperkt tot het beoordelen van de brieven van de psychiater In 't Veld en de zenuwarts De Kok, waarbij de rechtbank bovendien een te restrictief criterium heeft aangelegd. Naar de mening van appellant had de rechtbank vooral aandacht moeten besteden aan de in beroep overgelegde verklaringen van de psychiater P. Heylen van 22 januari 2004, van de psychiater J.A.M. de Kroon van 13 december 2000 en van de psychiater O. Sahan van 25 augustus 2003. Naar de mening van appellant zijn de drie laatstgenoemde verklaringen aan te merken als nieuw gebleken feiten in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze verklaringen werpen volgens appellant namelijk een ander licht op zijn medische toestand vanaf begin 1986. Het hoger beroep treft geen doel. In het kader van de toepassing van artikel 4:6 van de Awb dienen nieuwe feiten bij de (herhaalde) aanvraag te worden vermeld. De brieven van de psychiater In 't Veld en de zenuwarts De Kok die bij het verzoek om terug te komen van de beslissing van 29 september 1993 zijn overgelegd, bevatten - zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld - geen nieuwe medische feiten. Indien de verklaringen van de psychiaters Heylen, De Kroon en Sahan al nieuwe feiten zouden bevatten, hetgeen de Raad uitdrukkelijk in het midden laat, dan kunnen die feiten bij de toetsing van het bestreden besluit geen rol spelen, omdat zij pas in beroep (de brieven van Heylen en De Kroon) onderscheidenlijk in hoger beroep (de brief van Sahan) zijn aangevoerd. De aangevallen uitspraak komt bijgevolg voor bevestiging in aanmerking. Er zijn geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 17 november 2006. (get.) J. Janssen. (get.) M.C.T.M. Sonderegger. GdJ